Home page Zoeken
top

Archief → De Boomkikker vestigt zich in Meijendel

[1-7-2002]

Vestiging van de Boomkikker (Hyla arborea) in Meijendel

De avond van 29 mei 2001 was mooi en windstil. Jan Oppentocht maakte In gezelschap van Ad Tates een waarnemingsronde in de kavels 17B, 15 en 16. Hieronder volgt zijn verslag.

“Omstreeks 22.15u, na zonsondergang, waren wij in kavel 15 toen het rugstreeppaddenkoor massaal inzette. Een kwartier later waren we bij de grens van de kavels 15 en 16 toen een solist zich deed horen. En hoe! Heel duidelijk hoorbaar en te omschrijven als kwek (of rek), wel 20 tot 30 keer snel achtereen. Dan hield het even op om wat later weer te beginnen. Het viel op dat er na het eerste kwek een seconde rust kwam voordat de snelle serie begon. Onze conclusie was dat dit mogelijk het geluid was van een Klein Waterhoen. Geen van ons beiden had ervaring met deze soort in het veld; we kenden het geluid alleen van een geluidsbandje.

Het Klein Waterhoen is zeldzaam en als broedvogel onregelmatig, in feite is er slechts één bewezen broedgeval (Berg & Bosman 1999). Gespannen gingen wij op onderzoek uit. Terwijl wij de plek waar het geluid vandaan kwam naderden hoorden we op afstand hetzelfde geluid van een tweede exemplaar. Even later stonden we aan de rand van een kwelplas. Het luide gekwek kwam van de overkant, ongeveer van 10 meter afstand. Vreemd, dat het geluid zich niet verplaatste, je zou toch verwachten dat… We liepen om de plas heen, naderden tot op enkele meters en konden het geluid toen heel nauwkeurig lokaliseren. Nog even verder en het geluid hield op. Het kwam uit de oeverrand van de plas onder de twijgen van een kruipwilg vandaan.

boomkikker
Foto: Dick Bos. Gemaakt op vliegbasis Gilze-Rijen in een
mini-reservaat ter bescherming van deze soort.

In de late schemer was daar geen doorkijken aan en we zagen af van verdere verstoring. We hadden ons nog geen 20 meter teruggetrokken of het gekwek begon weer. Het was ons duidelijk geworden dat we hier niet met een vogel te maken hadden doch waarschijnlijk met een amfibie. Het geluid van het tweede exemplaar verderop was goed hoorbaar en we zetten koers in die richting. Ondertussen schoot mij te binnen dat ik ooit iets gelezen had over een kikkergeluid dat te verwarren was met een van de geluiden van het Klein Waterhoen. Maar waar? Dat wist ik niet meer. Het tweede exemplaar bleek verder weg te zitten dan we op grond van de geluidssterke aannamen, namelijk in een poeltje langs het Oude Slag (kavel 17B).

Nog niet zo lang geleden is dit poeltje uitgegraven en schoongemaakt zodat het helder water bevat. Het is omgeven door dicht struikgewas, behalve aan de zijde van het pad. Ook hier zweeg de kwaker toen we dichter bij kwamen. Deze keer schenen we met een zaklantaarn die we bij het eerste exemplaar in de consternatie vergeten waren te gebruiken. Dit bracht echter geen licht in de zaak, de lantaarn was niet erg sterk en het licht kaatste terug op de waterspiegel. Het was nu na elven en we hoorden weer het geroep van het eerste exemplaar.

De volgende dag gevraagd aan Adri Remeeus om ook eens op onderzoek uit te gaan, mede omdat hij mogelijk de geluiden van het Klein Waterhoen op zijn veelvuldige vogeltochten had leren kennen. Hij deed zulks op de avond van 5 juni; met fraai weer en trof beide exemplaren op dezelfde locatie. Om 22.15 het exemplaar in de Libellenvallei (Oude Slag) en om 22.45 het exemplaar in kavel 16. Zijn conclusie was dat het amfibien waren. Weliswaar leek het geluid wel wat op dat van het Klein Waterhoen maar het was toch anders. Intussen werd her en der gebeld met de vraag of iemand bekend was met een kikkersoort waarvan het geluid aan een Klein Waterhoen doet denken. Op 10 juni belt Wim Calame met de mededeling dat hij waarschijnlijk een Klein Waterhoen in kavel 10 had!

Op de voorgaande avond van 9 juni werd tussen 8 en 8.15 uur meerdere malen het typische kek-kek gehoord. De nu volgende uitwisseling van gegevens verraste hem en kort daarna gaf hij één en ander door aan Hans Lucas (Natuurbedrijf DZH). Hans is samen met een collega op zoek gegaan met vangnet en geluidsopnameapperatuur, maar helaas waren de weersomstandigheden slecht en werd er niets gehoord.

Op 28 juni maakten mijn echtgenote en ik nog een avondronde in de kavels 15 en 16. Het was een mooie avond maar de rugstreeppadden lieten zich al niet meer horen. Evenwel om 23.05 begon het exemplaar kwek-kwek enz in kavel 16 weer keihard te roepen; slecht 10 meter van de plaats die beschreven is bij de waarneming op 29 mei. De waterstand was wat lager geworden en er werd nu hevig gekwekt vanaf het water tussen enkele zuringplanten. Het exemplaar langs het Oude Slag werd die avond niet gehoord. Toen we bij het bruggetje in kavel 17 waren konden we het geluid nog horen.

Wim Calame bezocht zijn kavel na 9 juni nog een paar keer s ’avonds, doch hoorde het kenmerkende geluid niet meer. Wel werd hem op 6 juli, op dezelfde locatie als op 9 juni, een onbekend geluid gewaar, dat niet noodzakelijkerwijs aan een kikkersoort was toe te schrijven.

Omstreeks half juni kwam de mogelijke verklaring bij de boven beschreven waarnemingen en wel van de kant van mijn broer die ooit kavel 16 onder zijn hoede had in de eerste jaren van het vogelonderzoek. Hij verwees naar de Amfibieëngids van Europa (Nllert & Nllert 1992) in het Duits, die ook onlangs in het Nederlands is vertaald (Groenveld & Van Rijn 2001). Daarin is te vinden dat het geluid van de Boomkikker (Hyla arborea) verward kan worden met het geluid van het Klein Waterhoen. Ongeloof! Die soort komt toch alleen voor in Zeeuws-Vlaanderen, nabij Roermond en langs de oostgrens bijvoorbeeld in de Achterhoek? Toch, als je leest wat er allemaal in die gids over de Boomkikker staat dan vallen de hiervoor beschreven waarnemingen keurig op hun plaats.

In het voorjaar, de paartijd, roepen de mannetjes vanaf het water en gaan daarna boom of struik in, maar komen ook nog wel op de grond. Het geluid is in de paartijd hard en verdragend. Voorts de omschrijving van de roep: er wordt hevig gekwekt vanaf de schemering, soms ook wel overdag. Ook kunnen ze flinke omzwervingen maken. In de voorafgaande beschrijving zijn 3 locaties van roepende exemplaren vastgesteld. De onderlinge afstand is nogal groot en dat geeft op het eerste gezicht bedenkingen want de meeste kikkersoorten kwaken in gezelschap.

De afstanden waren ongeveer als volgt. Het exemplaar in kavel 16 was 850 meter verwijderd van het exemplaar in kavel 17B. Het exemplaar in kavel 10 was resp. 2 km en 2,5 km hemelsbreed verwijderd van de beide andere. Uit de beschrijving in Groenveld & Van Rijn (2001) blijkt dat Boomkikkers flinke afstanden afleggen. Het record staat op naam van een Nederlands exemplaar dat in 1 jaar 12,6 km aflegde. Op een locatie in Zuid-Zweden leggen Boomkikkers elk voorjaar 600 meter af om op de paarplaats te komen (Lindahl 1988).

Zeer waarschijnlijk gaat het hier om uitgezette exemplaren. Wanneer dat gebeurd is en door wie zal wel onbekend blijven. Mogelijkheden om te speculeren genoeg. Een terrariumhouder die bijvoorbeeld de Libellenvallei een geschikte plek vond om kikkervisjes of volgroeide dieren uit te zetten? Iemand die bijvoorbeeld in april in Zuid-Frankrijk een aantal exemplaren ving en die vervolgens in het duin uitzette? Dat brengt ons op het vraagstuk van de ondersoorten. Pas als een exemplaar gevangen wordt kan vastgesteld worden of deze b.v. bij de Zuideuropese populatie hoort of niet. Geen donkere tekening op de flanken (Lanka & Vit 1985). In Engeland kwam de soort oorspronkelijk niet voor, maar door introductie is daar ook een populatie ontstaan.

Definitieve Vaststelling
Hiervoor werd in "Geheimzinnig gekwek" verteld hoe enkele medewerkers aan het vogelonderzoek in mei 2001 dachten een Klein Waterhoen te horen, maar tot de conclusie moesten komen dat het het geluid van een amfibie afkomstig was. Het geluid werd op 3 verschillende plaatsen gehoord. Na enig gezoek in literatuur werd duidelijk dat het waarschijnlijk om Boomkikkers ging, maar een goed bewijs ontbrak nog. Introductie van de soort werd vermoed.

In het najaar van 2001 werd het steeds zekerder dat we met deze kikkersoort te maken hadden, omdat we uit enkele bibliotheken geluidsopnamen op cd's van allerlei kikkersoorten konden beluisteren. Meestal waren het Duitse opnamen. Het geluid van de boomkikker werd direct herkend. Hierbij kwam ook vast te staan dat het om Boomkikker ging en niet om de Zuid-Europese (H.meridionalis). Deze laatste soort die o.a. nogal eens op campings in Zuid-Frankrijk aan te treffen is, heeft een iets ander geluid in een langzamer ritme (1 keer per seconde). De (Europese) Boomkikker kwekt 4-6 maal per seconde (Nõllert 1992).

In het voorjaar 2002 werd verwachtingsvol op 15 mei een eerste late avondronde gemaakt in de kavels 16, 17 en 17B. Het weer was gunstig; weinig wind en redelijke temperatuur. We hoopten weer iets van de Boomkikkers te horen. Omstreeks 22.30 uur hoorden we het eerste exemplaar in kavel 16 op bijna dezelfde plaats als vorig jaar! Tegen elven begonnen exemplaren in kavel 17B te roepen. Het was moeilijk uit te maken hoeveel exemplaren daar kwaakten. Het was net als bij het tellen van krassende Kleine Karekieten in een rietveld; het wordt dan al gauw een, twee, drie veel! Alleen met geduld en steeds van standplaats veranderd, valt er een redelijke telling te doen. Ook bij het tellen van kwakende Groene Kikkers in een vijver kun je je deerlijk vergissen als je alleen op het gehoor moet afgaan.

Boomkikkers houden op met kwaken als je dichtbij komt en in het nachtelijk duister zijn ze niet te zien. Vanuit een standplaats telden we 5 roepende exemplaren met een welhaast oorverdovend geluid. Even later nog n wat verder. Dus nu 6 stuks in deze omgeving. Met het exemplaar in kavel 16 dus 7. Een dag later deelde Wim Hooijmans mee dat hij 's morgens vroeg een roepend exemplaar in de kwelplas op de grens van de kavels 16 en 17 gehoord had. Nu waren er dus 8 gelokaliseerd. Vorig jaar kwamen we niet verder dan 3, maar de ontdekking vond toen wat later namelijk op 29 mei plaats.

De verrassende en definitieve vaststelling van de aanwezigheid van Boomkikkers in Meijendel kwam van de kant van Ren Wanders, bioloog en audio-specialist. Hij heeft onder meer geluidsopnamen gemaakt voor diverse cd's met vogelgeluiden. Hieronder volgt een gedeelte van zijn verslag van 18 mei; "Na je artikel in Holland's Duinen over de Boomkikkers zijn we dit jaar al vroeg in het seizoen gaan letten op tekenen van leven van deze ikkertjes. We vonden al gauw eierklompjes waarvan we er een paar hebben uitgekweekt en daarna de larven hebben gedetermineerd. Volgens de determineertabel van NÅ‘llert voor amfibienlarven hadden we toch te maken met larven van de Boomkikker. Op de avond en nacht van 17 mei hebben we het geluid kunnen opnemen en dat kwam overeen met het geluid van de Europese Boomkikker.

Voorlopig lijkt het er dus op dat er op de één of andere manier Boomkikkers in het duin zijn gekomen. Opvallend waren de enorme hoeveelheden roepende mannetjes die in de loop van de avond en nacht actief werden. Met kruismetingen met twee microfoons telden we op een plaats 14 roepende mannetjes en bij een ander poeltje nog eens 3, zodat we op een avond met toch nog veel wind en vrij vroeg in het seizoen al tot 22 mannetjes kwamen. We kunnen dan ook rustig aannemen dat de kikkertjes zich definitief in Meijendel hebben gevestigd." Aldus Ren. Bij zijn conclusie sluiten wij ons aan al is het woord definitief mogelijk nogal gewaagd. Ren zond ons een kopie van de geluidsopname die hij in de nacht van 17 mei maakte; een schitterende opname van een machtig rugstreeppaddenkoor dat plotseling overstemd wordt door het crescendo van de Boomkikkers! Hartelijk dank Ren!

Wij stellen ons voor deze opname op een van de vrijwilligersavonden te laten beluisteren zodat meer onderzoekers attent zullen zijn op het boomkikkergeluid. Dit kan leiden tot meer gegevens over de eventuele verspreiding van de Boomkikkers in het terrein. Wat moet het Natuurbedrijf van DZH nu aan met deze waarschijnlijk te vondeling gelegde soort? Wel, zoals het betaamt met vondelingen; ervoor zorgen of laten zorgen. En dat hoeft in dit geval weinig moeite te kosten. Als leidraad kan daarvoor het boekje "Beschermingsplan Boomkikkers 2001-2005" dienen van het Ministerie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Dit boekje was te koop op de Sovondag in de winter van 2001.

Opvallend is dat veel voorwaarden waaraan voldaan moet worden om de soort te laten gedijen al in delen van het duingebied aanwezig zijn. Er moet voor gezorgd worden dat poeltjes goed voor zonlicht toegankelijk zijn, boomvegetatie moet op een bepaalde afstand aanwezig zijn. Dichtgroeien voorkomen! Kortom, dit boekje staat vol met aanwijzingen voor een boomkikkervriendelijk beheer en het wordt dan ook zeer aanbevolen. Het is op zichzelf niet uitzonderlijk dat Boomkikkers in duinen voorkomen. In Zeeuws-Vlaanderen komt de soort o.a. voor in twee duingebieden namelijk in de Groedse duintjes en de Kievittepolder. In weerwil van de naam schijnt dit laatste gebied toch ook duinachtig te zijn.

Andere terreinbeheerders en sommige instanties zullen waarschijnlijk belangstelling hebben voor de gang van zaken rondom de Boomkikkers in Meijendel. Het is een streng beschermde soort (Rode Lijst), die de laatste tijd nogal de aandacht trekt getuige enkele krantenartikelen in de grote dagbladen in de eerste maanden van 2002.

Het is moeilijk te voorzien hoe de soort zich op lange termijn in Meijendel zal ontwikkelen. Een aantal factoren lijkt gunstig, maar alles staat of valt met de aanwezigheid van infiltratieplassen en het waterpeil daarin, omdat die er deels voor zorgen dat in enkele gebieden kwelplassen ontstaan die ook in voorjaar en zomer nog water bevatten. Tot nu toe zijn Boomkikkers alleen in de buurt van kwelplassen gesignaleerd op n geval na. Dat was vorig jaar in kavel 10 (Holland's Duinen nummer 39).

Het regeneratiegebied (kavels 13 en 14), dat reeds enige tijd geleden de naam Kikkervalleien toebedacht kreeg, zal mogelijk op den duur een geschikt biotoop voor de Boomkikker kunnen vormen. Als leefgebied is het nu nog ongeschikt omdat grotendeels de gewenste begroeiing ontbreekt. Het zou eerder als geschikte paaiplaats kunnen dienen. Allerlei kikkersoorten, waaronder boomkikkers trekken in het voorjaar over flinke afstanden om die plassen te bereiken. Wel moet dan wat lage plantengroei om zo'n plas aanwezig zijn.

Als in de eerstvolgende jaren blijkt dat de boomkikkerpopulatie in Meijendel zich handhaaft en uitbreidt dan wordt dat onzerzijds als positief ervaren. Een bedreigde soort wordt weer wat veiliger gesteld en is tevens een aanwinst van de gelukkig toen al diverse amfibienpopulatie in het duin!”

naar boven

Literatuur

Berg AB van den & Bosman CAW, 1999. Zeldzame vogels van Nederland: Avifauna van Nederland deel 1 GMB Uitgeverij, Haarlem /idem KNNV, Utrecht.

Groenveld A & M van Rijn, 2001. Amfibieëngids van Europa. Tirion.

Lanka V & Vit Z, 1985. Amphibians and Reptiles. In het Nederlands vertaald en bewerkt door S. Huisenga (1987), Thieme, Zutphen.

Lindahl KC, 1988. Dggdjur, Groddjur och Krlldjur. Norstedts Frlag, Stockholm.

Nllert A & C Nllert (1992). Amfibieëngids van Europa. Oorspronkelijk in het Duits. In het Nederlands vertaald door A. Groenveld & M van Rijn (2001). Tirion. [Een onvergelijkelijk goede gids! Alles wat men maar wil weten over de amfibieën.]

Beschermingsplan Boomkikker 2001-2005 (2001). Rapport Directie Natuurbeheer nummer 42 van het ministerie van LNV. Zeer informatief voor de Nederlandse situatie en onmisbaar voor beheerders.
[Het rapport is voorzien van foto's en tekeningen. Schriftelijk of telefonisch bestellen bij Expertisecentrum LNV te Wageningen onder vermelding van code R 42 en het aantal gewenste exemplaren. De kosten per stuk bedragen f 15,00 (2001). Een acceptgiro wordt bijgevraagd.
Adres: Postbus 30, 6700 AA Wageningen.
Tel.: 0317-474801.]

naar boven